De WRR ‘opende op de één’ in de NRC van afgelopen donderdag. Niet vanwege een nieuw rapport, maar vanwege de reactie van het kabinet op een rapport uit november. Een groot interview met de ministers Bussemaker en Kamp was aan de kabinetsreactie gewijd. Erg instemmend was die reactie overigens niet. ‘We wisten het al’ en ‘we deden het al’ streden om voorrang.
En passant werd gemeld dat de kabinet af wil van de verplichting om een reactie te geven op de rapporten van de WRR en andere adviesorganen. D66 protesteerde meteen: het kabinet wil af van die kritische adviesorganen en meent het wel zonder te kunnen doen. Terwijl tegenspraak toch zo’n groot goed is in de democratie!
Er zijn hier twee zaken aan de hand: de verplichte kabinetsreactie op adviezen van adviesorganen en het belang van adviesorganen an sich. Eerst iets over het eerste, daarna de bredere vraag naar het belang van adviesorganen. Principieel is het juist om het kabinet te verplichten om inhoudelijk te reageren op adviezen van zijn eigen adviesorganen. Maar als voormalig lid van de WRR kan ik me geen moment in de geschiedenis herinneren waarop ik blij werd of warm of vrolijk of geestelijk rijker van een kabinetsreactie op één van onze rapporten. Inderdaad allemaal in de geest van ‘wij wisten het al’ en ‘wij deden het al’. Ga met je rapport de boer op, zorg dat iedereen ervan weet, ga met het kabinet in gesprek over je rapport, daar wordt iedereen wel beter van. Niet als je ambtenaren dwingt om binnen drie maanden alle Haagse bezweringsformules uit de kast te halen om dit potentiële gevaar onschadelijk te maken. Dus als het kabinet de bereidheid uitspreekt om tijd in te ruimen voor een goed gesprek over goede rapporten, bereik je meer dan wanneer de Haagse werkvloer zich aan een formele kabinetsreactie zet.
Nu die bredere vraag: hoe zinvol zijn die adviesorganen? Ik voeg eraan toe dat ik als planbureaudirecteur jaren waarnemer in de VROM-Raad ben geweest en dat ik momenteel nog geassocieerd lid ben van de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur. Ik heb daarnaast drie jaar gewerkt op het ministerie van VROM en heb daar drie jaar lang die adviezen zich binnenstromen. Ik begrijp het ongenoegen van het kabinet. En ik zie de grote behoefte aan goede adviezen.
Vooraf: laten we een nadrukkelijk onderscheid maken tussen WRR en de andere adviesorganen. In principe wijst de WRR het kabinet op nieuwe ontwikkelingen, bij voorkeur ontwikkelingen die de sectoren overstijgen. Daarmee staat de WRR dichter bij de planbureaus dan de andere adviesorganen. Maar de positie is subtiel en precair: al gauw vertelt de WRR op dwingende toon aan het kabinet wat het nu echt moet doen. In Den Haag weet je dan al gauw welke privé-mening van welk raadslid daar wordt verwoord. Leuke mening van die man, maar wat moet ik ermee?
Bij de andere adviesorganen speelt dat gevaar een nog veel grotere rol. De adviezen zijn concreter en bovendien groter in aantal. Hoe voorkomen ze dat hun adviezen niet meer zijn dan de opvattingen van een toevallige groep betrokken burgers met enig verstand van zaken? Of nog erger: de mening van één raadslid die de wereld nog voor de laatste maal wil waarschuwen? Hoe interessant die mening ook mag zijn, het advies overstijgt hier niet de inhoud van de opiniepagina’s van de kwaliteitskranten. Waarom zou het kabinet zich moeten verantwoorden tegenover al die meningen? Hoe zit het ook al weer met de democratische legitimatie?
Een goed advies is dus eerder beschouwend dan dwingend. Tegelijkertijd hoort een adviesorgaan het politieke spel te beheersen en goed ingevoerd te zijn in de politieke context. Goede adviezen komen op het goede moment en weten de juiste toon te treffen. Goede adviezen weten een impasse te doorbreken, ze geven net het zetje dat de politiek nodig heeft. Of goede adviezen verwijzen alleen naar de toekomst zonder het beleid van vorig jaar bij de enkels af te breken. Laten we reëel zijn: wat had Kamp anders moeten zeggen over het commentaar van de WRR dat zijn topsectorenbeleid ‘onzinnig’ is? Hoe juist die conclusie van de WRR op dit punt ook is.
Het kabinet moet niet bang zijn voor tegenspraak en ophouden om eindeloos te snoeien in adviesorganen. Maar adviesorganen mogen zich nog wel eens beraden op hun rol en legitimatie. Voegt het advies op dit moment echt iets toe aan het politieke debat?