Sinds een half jaar ga ik weer naar school. Ik wil schrijver worden. En daarvoor bestaat een gedegen opleiding. De Schrijversvakschool. Les wordt gegeven in een oud pand aan de Herengracht in Amsterdam. Ons klasje telt negen studenten. We hebben twee avonden in de week les. En nu ik dit gezegd heb, probeer ik krampachtig schrijffouten te voorkomen. Mijn fouten stralen nu eenmaal af op mijn school. En dat wil ik ze niet aandoen.
Ik ontkom er niet aan om de Schrijversvakschool te vergelijken met het Conservatorium waar ik tussen 2016 en 2021 fagot studeerde. Ook een kunstopleiding. En de manier van lesgeven lijkt ook op elkaar, zij het dat ik op het Conservatorium heel vaak één op één les had. Ik speelde mijn etude en de docent vertelde wat er niet goed was. Nu schrijf ik een verhaal en vertelt de docent wat er niet goed was. De relatie tussen docent en student kan het beste worden omschreven als meester-gezel.
Toch is er een verschil tussen beide opleidingen. Op het conservatorium leer je vooral kunst te herscheppen. Je speelt partijen die door anderen zijn gecomponeerd. Op de Schrijversvakschool componeer, schrijf je zelf. Dat herscheppen is nogal sterk gebonden aan regels. Composities zijn geschreven in een bepaalde toonsoort, melodieën kennen een bepaald ritme en vaste intervallen. Dus als een docent zegt: de grote terts moet je altijd laag intoneren, dan is dat zo. En als ik dat de volgende keer vergeet, zegt de docent daar terecht iets van.
Op de Schrijversvakschool neemt de docent eenzelfde houding aan, maar ontbreken dit soort alom aanvaarde regels. En dan praat ik niet over grammatica, maar over hoe je een verhaal of een roman schrijft. En dat heeft er alles mee te maken dat het hier om het scheppen van kunst gaat en niet om het herscheppen ervan. Natuurlijk bestaan er ook voor schrijven regels, maar die zijn eerder gebaseerd op de persoonlijke smaak van de docent of op de smaak die op dat moment het meest gangbaar is. Dat soort smaken zijn per definitie tijdelijk. Zo moest ik op het Conservatorium de docent eigenlijk altijd gelijk geven, terwijl ik op de Schrijversvakschool soms veel leer, maar vaak ook denk: ‘Ja, zo kan het ook.’
De Schrijversvakschool heeft dit probleem overigens geheel onderkend en daarvoor een fraaie oplossing gevonden. Vakken duren nooit langer dan 8 tot 10 weken en voor elk vak heb je altijd weer een andere docent. Zoals de directeur ons bij de introductie vertelde: Dan kan je in gesprek met al die verschillende opvattingen je eigen stijl, je eigen stem ontwikkelen.’ Eigenlijk zei hij: 'Vergeet nooit dat een volgende docent er heel anders over kan denken.' Dat zou op het Conservatorium nooit zijn gezegd.
Het grappige is wel dat veel docenten dit de directeur ook niet meteen nazeggen. Zij zijn eerder directief (‘Wanneer ga je dit nu eens begrijpen?’), dan ondersteunend (‘Hoe kan ik je helpen om je eigen stem te vinden?’). Wie zich daaraan stoort moet gewoon weer acht weken wachten.
[Abonneer je via de homepage op mijn blogs, als je op de hoogte wilt worden gehouden.]
Er staat een spelfout in ????
Mag ik het een typefout noemen? :)