sluit
sluit
22 oktober 2013

Economen worden het nooit eens

Ernst van Koesveld doet het weer. Bouwen aan de consensus onder economen. In september 2012 gaf hij al helder aan waarom economen hun strijdbijl zouden moeten begraven. ‘Een eenduidig, tijdsconsistent beleidsperspectief vermindert de kosten van beleidsonzekerheid’, zo schreef hij. En ‘meer consensusvorming onder beleidseconomen, om te beginnen ten aanzien van hervormingen in de reële economie, kan een nuttige bijdrage leveren aan het bieden van perspectief.’ Hij noemde tien onderwerpen waarover economen het toch echt wel eens zijn. In het Prinsjesdagnummer (ESB 4669) vult hij deze consensuslijst met tien andere onderwerpen aan, waarover onder economen consensus zou moeten bestaan.

Het wordt tijd om een halt toe te roepen aan deze economendroom. Omdat die droom niet alleen over kennis gaat, maar ook over ‘wat de overheid moet doen’. Elk onderwerp dat Van Koesveld aansnijdt begint met enkele (empirische) observaties en eindigt met enkele (politieke) adviezen: de regering ‘dient’ of ‘moet’. Zo moet ‘de rem op het volume van de zorg worden versterkt’ en is het ‘verstandig’ om een deel van de overheidsuitgaven en lastenverlichting apart te houden.

Laat het duidelijk zijn, ik ben de laatste om de kosten van beleidsonzekerheid en van beleidsvolatiliteit te ontkennen. Hoogstens heb ik wat meer ‘begrip’ voor onzekerheid en volatiliteit in tijden van politieke onzekerheid. Maar ik meen vooral dat de weg die Van Koesveld wil inslaan, onbegaanbaar is. Economen zullen het onderling nooit eens worden over het overheidsbeleid én de overheid zal nooit een unaniem adviezen van economen voetstoots overnemen. En dat is maar goed ook. Mag ik als socioloog die al jaren het openbaar bestuur bestudeert, een paar argumenten geven waarom de politiek niet op die economen-consensus zit te wachten?

Ten eerste dekt de economische wetenschap maar een deel van de economische werkelijkheid. Dat komt mede omdat economen worstelen met de keuze tussen economie als wiskunde en economie als sociale wetenschap. Ik weet dat veel economen onderzoek doen naar de economische werkelijkheid. Denk aan de gedragseconomen. Maar het merendeel verlaat zich nog steeds op een modelmatige benadering die niet alleen leidt tot een versimpeling van de werkelijkheid, maar zich bovendien baseert op een uitsnede uit die werkelijkheid. Dat leidt tot incomplete adviezen. Veel economen benadrukken de nadelen van bezuinigingen op dit moment, zonder daarbij te betrekken dat politici alleen in tijden van relatieve nood tot bezuinigingen bereid zijn.

Ten tweede weten we niet of de economische modellen van nu ook voor de werkelijkheid van straks toepasbaar zijn. Dat heeft niet alleen te maken met de ‘ongewisheid’ van de toekomst. Het heeft er vooral mee te maken dat te veel economen miskennen dat mensen op sommige momenten juist rationeler zijn dan de economische wetenschap vooronderstelt: op grond van nieuwe sociaal-wetenschappelijke kennis (of economische voorspellingen) veranderen ze hun gedrag. Merton schreef vlak na de oorlog al over self-fulfilling en self-denying prophecies. Giddens sprak breder over dubbele hermeneutiek.

Ten derde is de economische wetenschap inherent normatief. En het is maar de vraag of de politiek juist dit normenkader moet overnemen. Zo achten niet de minste economen de markt van goederen en diensten superieur aan de democratische markt waar belangenwensen en steun worden uitgewisseld. Zo acht de (gemiddelde) econoom efficiëntie een absolute en geen betwistbare norm. En zo wordt groei door economen altijd in geld uitgedrukt en valt daarmee alles wat niet te monetariseren is, vaak buiten beeld. Daarop val ik niet de economische wetenschap aan, maar wel de pretentie dat consensus onder economen leidend zou moeten zijn voor het overheidsbeleid.

Ten slotte mijn belangrijkste argument: wetenschappelijke adviezen bestaan niet, er bestaan alleen adviezen van wetenschappers. Wetenschap gaat over het Sein en met wetenschappelijke kennis kunnen we wellicht iets zeggen over hoe het ‘zal zijn’. Politiek gaat over het Sollen: over hoe het ‘moet zijn’. Elk advies is per definitie buitenwetenschappelijk. Je kan wetenschappelijk nooit bewijzen wat je moet doen. Elk advies van een econoom is dan ook, hoe plausibel het ook mag zijn, ten beste een combinatie van ‘weten’ en ‘willen’. Daarom hoeft het niemand te verbazen dat economen het, net zoals gewone mensen, vaak fundamenteel oneens zijn over de het te voeren beleid. Het is opvallend dat dit simpele inzicht onder veel economen geen gemeengoed lijkt te zijn.

Het verklaart het heftige debat dat economen vaak onder elkaar voeren over het economisch beleid. Ze zien hun collegae niet als een willekeurige burger met een andere mening, maar als een econoom die een fout maakt in zijn som. En als buitenstaander kan ik melden dat veel gesprekken met economen over de politiek leiden tot een college over de economie. Oké, die sociologen begrijpen misschien niets van economie. Maar daarmee hebben de economen nog niet altijd gelijk.

[verschenen in ESB, jaargang 98 (4654), p. 659]

Reageer

Uw reactie