Hardlopen is een geloof. Ik lees al jaren elke maand Runner’s World, het onvolprezen tijdschrift voor de hardloper. En elke maand lees ik weer een nieuwe theorie. Over training, over voeding, over schoenen. En allemaal willen we deze theorieën geloven, omdat we zo graag harder willen lopen.
Hoe heerlijk nu is het om het boek Alles wat je wilt weten over hardlopen van Mariska van Sprundel te lezen. Mariska is wetenschapsjournalist en, hoe grappig, ook verbonden aan hetzelfde Runner’s World. Ze heeft op een uiterst kundige en amusante wijze al die theorieën eens tegen het licht gehouden. En wat blijkt? De meeste zijn onbewezen. Of gewoon niet waar.
Bijvoorbeeld: er bestaat geen relatie tussen loopschoenen en de kans op blessures. Al het gepraat over proneren en superproneren mist elke grond. Mariska adviseert: koop gewoon een schoen ‘die je lekker zit’.
Bijvoorbeeld: er is helemaal geen ideale pasfrequentie, ieder mens heeft zijn eigen ideale pasfrequentie. En: het is niet waar dat je meer blessures krijgt met een haklanding. Je krijgt met een voorvoetlanding evenveel blessures, alleen andere. Denk aan die minimalistische schoenen, waardoor je eerder een voorvoetlanding ontwikkelt. Ze geven veel meer problemen met de kuiten. Ik kan het uit eigen ervaring bevestigen.
Bijvoorbeeld: elk lichaam is geschikt om mee hard te lopen. Ongeacht je VO2-max. Alleen voor de top heb je een bepaald lichaam nodig. En dat is deels trainbaar. Je kan volgens Mariska beter een goede sportbeha kopen dan een dure genetische test.
Bijvoorbeeld: rekken en compressiekousen: niet bewezen dat ze goed of slecht zijn. Misschien moet ik scherper zijn: er geen effect. Maar ook: waar je je goed bij voelt, dat werkt. Dus blijf lekker rekken als je dat altijd al deed. En loop desnoods met die rare zwarte kousen.
Bijvoorbeeld: geen enkel bewijs dat je minder blessures krijgt als je op een zachte ondergrond loopt. Dat komt omdat we de stijfheid van onze benen meteen aanpassen aan de ondergrond. Waarmee het gewicht van de schokken van het lopen gelijkt blijft.
Bijvoorbeeld: bietensap helpt een beetje voor recreanten, maar niet voor de toplopers. Van magnesium zijn de voordelen nooit wetenschappelijk aangetoond.
Bijvoorbeeld: al dat geloof over eten voor een marathon. Die hele voedingsindustrie en al die sportdrankjes. Wetenschappelijk alleen aangetoond door wetenschappers die zich door de Gatorade lieten betalen. Maar kijk ook uit met dat dagenlang stapelen van koolhydraten. Je lichaam kan maar een beperkt aantal koolhydraten opnemen. Ik merkte het zelf een keer in Berlijn, toen ik dagen had gestapeld, en onderweg drie keer uit de broek moest.
Bijvoorbeeld: voor afvallen helpt een dieet beter dan bewegen. Ook mijn ervaring. Ik val vooral af door heel weinig te eten en rustig in een hoekje te gaan zitten. Al die beweging leidt maar tot extra honger die je niet kan weerstaan.
Gelukkig, er blijven nog wel enkele geloofsartikelen overeind.
Bijvoorbeeld: je moet alijd naar je lichaam luisteren. Bij een beginnende blessure meteen gas terugnemen. Maar mijn ervaring is dat je een beginnende blessure er ook uit kan lopen.
Bijvoorbeeld: na vijf jaar zou je per week niet meer dan 40 km met een snelheid van 10 km/uur mogen lopen. En je eerste halve marathon moet je altijd een paar jaar uitstellen, om over de marathon nog maar niet te spreken. Na drie maanden hardlopen liep ik zelf mijn eerste halve marathon en binnen een jaar mijn eerste hele.
Bijvoorbeeld: krachttraining met eigen lichaam en gewichten is beter dan met apparaten. Maar ik vind een sportschool stimulerender dan mijn eigen slaapkamer.
Wat bewijst dit allemaal. Veel geloof blijkt niet waar of is onbewezen. En wat wel waar is wordt door mij lang niet altijd geloofd. En dat is geen kritiek op het boek van Mariska van Sprundel. Het geeft aan hoe hardnekkig geloof in de hardloopwedstrijd is.
En dat is ook niet zo heel gek. Mariska concludeert vaak dat iets niet bewezen is, maar dat het tegendeel ook niet bewezen is. Vaak adviseert ze om gewoon te doen waarbij je je lekker voelt. En dat doe ik dan ook maar.
Dat stemt overeen met één van haar laatste conclusies: zelfregulatie is bij het hardlopen heel belangrijk. Ik herken iets. Nee, ik weet waar mijn echte kracht bij het hardlopen ligt: bij de zelfregulatie. Want hardlopen is vooral het weerstaan van verleidingen. Niet op de bank blijven liggen als je geen zin hebt of als het regent. Straks in Rotterdam of in Berlijn of in New York kan het ook regenen. En het lopen van een marathon is het summum van zelfregulatie. Alleen naar het volgende 5km-punt lopen, nooit denken hoe ver het nog is. Steeds uitrekenen hoeveel sneller je loopt dan 5’/km. In het Kralingse bos altijd focussen op die benzinepomp. Bij Alexanderpolder altijd blij zijn dat je niet meer linksaf hoeft over die steentjes. Altijd je verheugen op die sinaasappelen in Kralingen. Vandaar altijd naar de muziek op de Boezemweg. En zo verder, en zo verder. Want over één ding wordt niet gedacht: over stoppen.
En wie goed is in zelfregulatie weet dus dat hij vooral voor zich zelf moet uitzoeken wat het beste is.
Er rest mij slechts één vraag. Hoe kan het dat iemand die zo’n mooi en helder en compleet en geweldig boek schrijft, zelf nog steeds geen marathon heeft gelopen. Want zo’n goed boek schrijf je alleen met een hoge dosis zelfregulatie.