Het streelt de trots van de Baas, als voor de zoveelste keer iemand zegt dat Sam zo’n mooie hond is. Kinderen zijn daarin nog schattiger: ‘Oh meneer, wat is dat een mooie hond!’ Dromerig verliefd blijft het kleine meisje staan kijken.
Mensen die iets meer verstand hebben van honden, weten dat het een Zwitserse Sennenhund is, voor het drijven van vee en vooral voor het bewaken van het erf. Maar ze zijn even kwijt hoe het ook al weer zat.
Ja, je hebt vier soorten Zwitserse Sennenhunden. De Entlebucher, de Berner, de Grote Zwitser en de Appenzeller. Allemaal diezelfde kleurencombinatie. Veel zwart, met bruine en witte tekening, alleen de Berner heeft langer haar, de andere drie hebben kort stevig, glanzend haar.
De echte kenners zeggen zelfverzekerd: ‘Ha, dat is een Appenzeller, we hebben er ooit één gehad.’ En dan ontstaat altijd een gesprek over hoe lief hij was, hoe trouw, maar ook hoe eenkennig, hoe hard zijn blaf altijd was, en dat je hem echt kort moest houden. Want anders was hij de baas. En dan knikken we elkaar begrijpend aan. Dat herkennen we. Het gesprek eindigt altijd met de opmerking dat ze er nog vaak spijt van hebben dat ze niet weer een Appenzeller hebben genomen. En dan wellen de tranen. Zelfs als ik dit schrijf.
*
Die fout hebben wij niet gemaakt. Bij toeval. Want ik was het helemaal niet van plan om na Bas weer een Appenzeller te nemen. Ik was bang dat de nieuwe hond nooit zo meer speciaal, nooit meer zo lief en nooit meer zo trouw zou kunnen zijn als Bas. Bas zo bijzonder geweest.
Ik dacht zelfs even aan een Labrador. Een hele lieve hond, eerder knuffelig dan alert, een zekere neiging tot zwaarlijvigheid en laat ik zeggen, het hoge IQ straalt je bij een Labrador niet meteen tegemoet. Bovendien wilde ik een teefje, minder dominant, minder een eigen wil. Zeg maar: eindelijk even rust met de hond.
Het was niet Loutje die heeft voorkomen dat we definitief afscheid namen van de Appenzeller. Ze heeft zelf het gevoel dat ze niet eens in het besluit is gekend.
Maar het was wel haar zoon Huug die beslissend was. Die ervoor zorgde dat er weer een nieuwe Appenzeller kwam. Hij zei op de overtuigende manier die we van hem gewend zijn: ‘Just, jij hebt een slimme hond nodig, een hond met wie je kan praten, met wie je samen eropuit kan trekken, met wie je bezig kan zijn. Bovendien kan je niet goed tegen domme honden’.
Ja, zo zei hij het. En natuurlijk had hij gelijk.
Toen ik me door hem liet overhalen en voorstelde om dan maar op zoek te gaan naar een vrouwelijke Appenzeller, een teefje, kreeg ik dezelfde argumenten nog een keer om de oren. Te zacht, te lief, geen hond om mee hard te lopen, enzovoort.
Omdat Huug zoveel voor me betekent en omdat het toen zo’n bijzondere jongen was, en nu zo’n bijzondere man, heb ik me geheel door hem laten overhalen.
Het moest weer een Appenzeller worden. En wat was dat een goed besluit.
[Ik verleen op mijn website gastvrijheid aan de schrijver Just Ansen. Zijn boek 'Hond Sam' verschijnt hier als feuilleton. Wie de volgende afleveringen ook wil lezen, kan zich op mijn blogs abonneren (zie homepage). De vorige afleveringen zijn eenvoudig op de website terug te vinden.]