sluit
sluit
9 mei 2022

Integriteit vang je niet met procedures

De Kamerleden Omtzigt en Dassen doen een dappere poging om de integriteit van het openbaar bestuur te versterken. Dat is alleen maar toe te juichen. Maar ze vergeten te melden wanneer iemand niet integer is. En dat is de kern van het probleem. 

Omtzigt en Dassen stellen het volgende voor. Er moet een “bindende wettelijke gedragscode” komen voor bewindspersonen. Een onafhankelijke commissie moet voortaan bewindspersonen adviseren en begeleiden. Periodiek moeten bewindspersonen op integriteit worden bijgeschoold. Er komt een openbaar registratiesysteem voor lobbyisten. Van conflicten tussen persoonlijke en publieke belangen moet melding worden gemaakt. Bewindspersonen moeten zakelijke en financiële belangen vooraf melden. En ze mogen de eerste twee jaar na aftreden niet werken in de sector waarin ze bestuurlijk werkzaam zijn geweest. En ten slotte: wie de regels overtreedt krijgt een bestuurlijke boete. 

Er vallen me een aantal zaken op. 

Ten eerste: het is niet alleen komisch dat twee Kamerleden er voor de zekerheid aan toevoegen dat een wettelijke gedragscode “bindend” is. Mijn belangrijkste probleem met die wettelijke gedragscode is dat integriteit nu juist gaat om gedrag dat niet wettelijk is verboden, maar toch om tal van reden minder gewenst is (bijvoorbeeld vanwege het aanzien van de overheid en het vertrouwen in de politiek). 

Ten tweede: integriteitsnormen zijn nu juist geen gestolde normen. Wat integer is wordt van tijd tot tijd, van sector tot sector en van gebied tot gebied anders beoordeeld. Zoals de Zwartheid van Piet op grond van maatschappelijke discussies verandert, zo veranderen én verschillen steeds de integriteitsnormen die aan gezagsdragers worden opgelegd. Alleen gedragsregels die “voor altijd” en “voor iedereen” vastliggen, kunnen we in de wet vastleggen. Denk aan: valsheid in geschrifte, fraude en corruptie (terwijl ook die begrippen in de jurisprudentie nog steeds weer anders worden ingevuld.) Het geeft dan ook weinig houvast als we stellen dat bewindspersonen ‘integer’ moeten zijn. Wat mogen ze wel en wat mogen ze niet?

Ten derde: omdat integriteitsnormen niet ‘van alle tijden’ zijn, is vooral het gesprek over de grenzen van integriteit enorm belangrijk. We zullen steeds onze gedachten over integriteit moeten herijken. En dat moeten niet alleen de mensen om de bewindspersonen heen doen, maar ook, en misschien wel vooral juist de bewindspersonen zelf. Zij dienen zich steeds bewust te zijn van de vraag waar hun grenzen behoren te liggen. En waarom die grenzen daar behoren te liggen. En dat is het grootste gevaar van zo’n commissie die de minister periodiek moet gaan ‘overhoren’. Je moet een minister niet vragen om de integriteitsregels uit zijn of haar hoofd te leren. Je moet ervoor zorgen dat ministers zich integriteitsregels eigen maken. 

Ten vierde: afgezien van die ene regel dat bewindspersonen niet binnen twee jaar na hun aftreden mogen gaan werken in de sector waarin ze bestuurlijk werkzaam zijn geweest, zijn alle regels van Omtzigt en Dassen procedurele regels. Die hebben hier doorgaans een belangrijke functie: transparantie. We moeten als burgers weten en kunnen weten wat onze bewindspersonen uitvreten. Maar daarmee is transparantie dus vooral een voorwaarde voor een eerlijk debat over integriteit. Alleen als we alles van een bewindspersoon weten, kunnen we bepalen of hij of zij naar ons oordeel integer heeft gehandeld. Wat wel en wat niet integer is, is met een procedurele regel dus nog niet beslist. Transparantie is mooi, maar wat mag niet worden gezien? 

Ten vijfde: Omtzigt en Dassen hadden het debat over integriteit (nog) meer geholpen als ze zouden hebben aangegeven waar voor hen op dit moment de grenzen van integriteit liggen. Welk gedrag van een bewindspersoon is nog wel toegestaan, en waar wordt een grens overschreden? In dat opzicht is ook opvallend dat ze ook niet hebben aangeven welke regels deel uitmaken van hun ‘bindende wettelijke gedragscode’. In feite stellen ze een wet voor, waarvan op dit moment slechts de titel bekend is. Ofwel: Omtzigt en Dassen lijden iets te veel aan de Haagse ziekte: te veel over het proces praten en de inhoud bijna helemaal vergeten. 

 

Reacties (4)

  1. Dick de Cloe
    05-09-2022 11:51

    Met strenge afspraken en toezicht kun je bij #integriteit (wat kan en wat kan niet?) niet alles regelen en zeker niet voor langere tijd.
    Maar het initiatief van deze twee Kamerleden is meer dan een dappere poging om de integriteit van het openbaar bestuur te versterken.
    Het is niet alleen toe te juichen, het is waardevol om een nieuwe bestuurscultuur verder te brengen.
    De grote hoeveelheid en diversiteit aan onderzoeken in de provincie Limburg laten zien dat er geen eenduidige aanpak aanpak voorhanden is voor een integer openbaar bestuur.
    Al jouw vijf punten zijn het waard om mee te nemen in het voortdurende proces van discussie over integriteit. Net zo waard als de wat deze Kamerleden in een notitie benoemen. Want hoe we omgaan met integriteit en hoe we een integer bestuur bevorderen vraagt voortdurend aandacht en kritische beschouwing.
    Zoals die van jou.

    Reageer

  2. Marijke Verbree-Luttikhuis
    05-09-2022 15:14

    Alle vijf punten: bravo!

    Reageer

  3. Henk van Tol
    05-10-2022 19:47

    Wat zou Ien Dales hiervan vinden? Zie haar toespraak uit 1992 voor het VNG Congres.
    Volgens Tom Jan Meeus(NRC) wordt de Senaat overgeslagen.

    Reageer

  4. Bart
    05-17-2022 14:33

    Het lijkt me vrij logisch dat op het moment integriteit geen gestolde norm is je de oplossing zoekt in 'het gesprek' en 'de procedure'.

    De integriteit van vandaag kan een andere zijn dan die van morgen. In zo'n initiatiefvoorstel heeft het dan ook weinig zin om het over de integriteit van vandaag te hebben.

    Reageer

Reageer

Uw reactie