De Vereniging van Bestuurskunde bestaat vijftig jaar. Reden om een mooi boek uit te geven onder de titel ‘Maatschappelijke bestuurskunde’. Tot mijn vreugde gaat het boek niet andermaal over netwerken, toezicht, multi-actor-benadering of verzelfstandiging, om maar enkele willekeurige bestuurskundige thema’s te benoemen. Het boek gaat over de belangrijkste maatschappelijke problemen waarvoor de overheid zich momenteel gesteld ziet. Het lijstje laat zich eenvoudig invullen, zonder dat ik alle problemen bij naam noem. Het is een interessant boek geworden. Maar wat zegt dit boek over de bestuurskunde? Er vallen me drie zaken op.
Ik begin met de titel: ‘Maatschappelijke bestuurskunde’. Klinkt goed, maar is dat geen pleonasme? Er bestaat toch geen onmaatschappelijke bestuurskunde? Bestuurskunde gaat uiteindelijk toch altijd over het oplossen van maatschappelijke problemen? De legitimatie van de overheid is in de kern dat de problemen van burgers worden opgelost. Dat moet dan toch ook altijd de kern zijn van de wetenschap die het openbaar bestuur bestudeert? Wat zou anders je referentiepunt moeten zijn? Bijvoorbeeld voor goed bestuur, voor effectief bestuur of falend bestuur. Natuurlijk gaat het in de bestuurskunde ook om de vraag hoe maatschappelijke problemen worden opgelost, maar de eerste en de laatste vraag is altijd of ze worden opgelost. Dus de bestuurskunde is per definitie ‘maatschappelijk’ en ‘maatschappelijke’ bestuurskunde is dus dubbelop, dat noemen we een pleonasme.
De hoofdredacteur van het boek, hij is tevens voorzitter van de Vereniging van Bestuurskunde, Mirko Noordegraaf komt al in zijn Voorwoord met een opvallende constatering. Op de vraag welke bijdrage bestuurskundigen (de bestuurskunde) hebben geleverd aan het oplossen van alle besproken maatschappelijke problemen, antwoordt hij: ‘Wat blijkt? Te vaak zijn bestuurskundigen te laat of zelfs afwezig als maatschappelijke issues spelen; te vaak zijn we stil, of te neutraal of te voorzichtig…’. Dat is een openhartige conclusie. Noordegraaf had ook kunnen zeggen dat in niet één van al die hoofdstukken een bestuurskundige heeft geschitterd met een goed advies, laat staan een bepalende rol heeft gespeeld. Terwijl we onze studenten toch altijd hebben geleerd dat de bestuurskunde niet alleen descriptief is (beschrijvend en analyserend), maar ook prescriptief (we kunnen bestuurders adviseren hoe ze het beter kunnen doen).
Ik zou aan deze schokkende constatering van onze voorzitter nog een andere schokkende constatering willen toevoegen. Want uit de bestuurskundige beschrijving van al die maatschappelijke problemen, kan ik alleen maar vaststellen dat een bestuurskundige optiek blijkbaar niet bestaat. De ‘bestuurskundige’ beschrijving blijkt in geen enkel opzicht af te wijken van de eerste de beste ambtelijke notitie. Dat zou kunnen betekenen dat alle ambtenaren de bestuurskunde reeds hebben geïnternaliseerd. Maar dat doet aan de conclusie niets af: nergens blijkt dat de bestuurskunde een eigen optiek heeft. Zoals de econoom altijd spreekt over de verdeling van de schaarste, de socioloog over rollen en functies, de politicoloog over macht en democratie en de jurist over rechtsgelijkheid en rechtszekerheid, zo lijkt de bestuurskunde slechts te beschrijven wat hij ziet.
Reden voor meer blogs. Tot volgende week.
[Abonneer je via de homepage op mijn blogs, als je op de hoogte wilt worden gehouden.]
Als bestuurskundige, die midden in de realiteit van elke dag in het lokale democratische en bestuurlijke domein zijn bijdrage levert ben ik van opvatting dat bestuurskunde wel degelijk ergens voor staat. Besturen is schaken op een bord waar vele belangen hun rol opeisen. Hoe komt je tot een breed gedragen resultaat vanuit een schier onmogelijke uitgangspositie. Dat lukt alleen als je inzicht hebt in de verhoudingen en opvattingen en doelstellingen van alle spelers en overzicht van wat mogelijk is en na hebt gedacht hoe tot resultaat te komen. De meesterschaker op het politieke schaakbord. Een kwaliteit die je kundig laat zijn in het bestuur van de overheid.
Wim
Ik ben een fan van je columns. Maar dit keer sla je de plank wel heel erg mis. Wat heb jij de afgelopen 10-15 nu werkelijk van ‘de’ bestuurskunde daadwerkelijk gelezen en gezien om je apodictische oordeel op te baseren. Je hebt feitelijk geen beeld van de academische en de - veelal achter de schermen - praktische inzet en invloed van ons vakgebied meer. Laat ons daarom liever onszelf bekritiseren, zoals wij in dit boek doen. Noem mij een ander vakgebied dat dit zo in het openbaar doet - en er een set programmatische uitgangspunten voor zelfvernedering aan koppelt (waarover je zwijgt). Vergelijk bv ons boek maar eens met het tezelfdertijd uitgekomen jubileumboek van je eigen oorspronkelijke vakgebied, de sociologie. Dan hoeven wij ons niet te schamen.
Blijf fan, Paul! En ik geef geen overzicht van de bestuurskunde. Ik geef commentaar bij een jubileumbundel.
Louter een goede beschrijving van de manier waarop ons openbaar bestuur functioneert, lijkt mij al van grote waarde voor de kwaliteit van het maatschappelijke en publieke debat over het functioneren van ons openbaar bestuur. Of dat nu gedaan wordt door een politicoloog, socioloog, staatsrechtgeleerde, econoom of bestuurskundige, is daarbij van ondergeschikt belang. Zelf schreef je ooit in je Leidse oratie dat wie de grenzen tussen disciplines niet ziet, daar ook geen last van heeft. Daar ben ik het helemaal mee eens. Uiteindelijk gaat het mijns inziens om goed (o.a. empirisch) onderbouwde analyses van de werking (structuur, cultuur, inbedding in de samenleving en in een internationale/Europese context) van ons openbaar bestuur.