sluit
sluit
16 januari 2023

Toeval in de ruimtelijke ordening

Bij toeval las ik een interessant boek over Teun Koolhaas. Het is al even geleden geschreven, in 2007. Maar bij de Kunstlinie Almere wordt het nog met liefde verkocht. Niet verwonderlijk, omdat Teun Koolhaas als stedebouwkundige een nadrukkelijk stempel heeft gezet op de ontwikkeling van Almere. Zo is een boek over het leven van Koolhaas ook en vooral een boek over het ontwerp van de IJsselmeerpolders en van de stad Almere. 

Daarmee is het boek ook een leerzame casus over ruimtelijke ontwikkeling. Mogen we bijvoorbeeld aannemen dat toeval altijd zo’n grote rol speelt in de ruimtelijke ordening? Er worden kaarten getekend om na enige jaren weer door andere kaarten te worden vervangen. Almere Haven zou een modernistische stad worden, maar werd na de kritiek die loskwam op de Bijlmer vooral een truttige stad. Zeewolde werd eerst klein gedacht en later weer veel groter. En dat toeval zit zowel in het bestuurlijke als in het creatieve proces. Er komen andere mensen, en daarmee komen andere gedachten. Die hele planvorming hangt voor een deel van toeval aan elkaar. 

Er valt nog meer op. Door al die toevallige ontwerpers en die toevallige bestuurders worden uiteindelijk grote beslissingen genomen. Maar niemand lijkt te onderkennen dat ruimtelijke planning bij uitstek een politiek proces is. Nee, ontwerpers menen dat functies gescheiden moeten worden en dat busbanen in Lelystad (en elders) de stad moeten opdelen, waardoor nooit een echte stad kan ontstaan. Maar hoe een stad moet worden ingericht is toch een politieke vraag die in de politiek moet worden beantwoord? In de polders is er al tijd geen politiek. Burgers kwamen niet in de planvorming voor. Het enige moment dat iets van burgers werd vernomen was toen onder maatschappelijke druk de Markerwaard werd afgeblazen. Laat overigens duidelijk zijn dat het proces van ruimtelijke planning niet minder toevallig was verlopen als de politiek zich er wel mee had bemoeit. 

Eigenlijk is die gedachte fascinerend. Planning staat voor verre toekomsten, voor maakbaarheid, voor heldere doelen, en niet voor kaarten die bij toeval zijn zoals ze zijn. Ruimtelijke planning staat voor ruimtelijke concepten, en niet voor een proces waarin het ene concept bij toeval door het ander wordt vervangen. Is ook ruimtelijke planning op zich een concept dat bij toeval door een andere vorm van besturen kan worden vervangen?

Toch zijn we geneigd om de ontwikkelingen in de Almeerse wijk Oosterwold als het tegendeel van ruimtelijke planning te zien. Daar mogen burgers niet alleen helemaal zelf hun huis ontwerpen, er ontstaat bij toeval ook een wijk. Er zijn nauwelijks regels, heel veel is toegestaan. Het enige concept lijkt hier toeval te zijn. Maar ook dat is deels schijn. Waar een ontwikkelaar zo slim is om binnen de regels van de wijk een paar identieke plantsoentjes van een achttal namaak-villa’s te laten bouwen, protesteert de ganse goegemeente. En dat gold al helemaal toen er plotseling een paar strippen met identieke woningen uit de grond werden gestapt. Oosterwold kende blijkbaar toch een concept waaraan het wel of niet kon voldoen. Iedereen mocht doen wat hij wilde, als het maar wel binnen de gedachte van het oorspronkelijke concept bleef. 

Zou het zo kunnen zijn dat de oorspronkelijke ruimtelijke planning van de IJsselmeerpolders en van Almere in feite veel minder ver verwijderd is van de ontwikkeling van Oosterwold dan we vaak geneigd zijn te denken. Was die van oorsprong modernistische planning in de praktijk in zekere zin ook een aaneenschakelingen van toevallige momenten? En wordt in Oosterwold alles in het werk gesteld om toevallige afwijkingen van het oorspronkelijke concept tegen te gaan? 

 

 

 

[Abonneer je op mijn blogs, als je op de hoogte wilt worden gehouden: zie mijn homepage.]

Reageer

Uw reactie