Het kabinet wil het lokale belastinggebied met 4 miljard vergroten. Het gaat om een verschuiving. Wat er aan lokale belastingen bijkomt, gaat er aan inkomstenbelastingen weer af. De burger wordt er dus niet minder van. Maar wie wordt er beter van? Ik geef een paar overwegingen.
Het klinkt mooi: de lokale democratie wordt versterkt als gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun eigen inkomsten. Toch worden gemeenten momenteel door het systeem van financiële verhoudingen gedwongen om allemaal ongeveer dezelfde belastingtarieven te hanteren. Wie de lokale belastingen wil verhogen, wordt al snel gekort op rijksinkomsten (uit het Gemeentefonds). Als dat zo blijft is de vergroting van het lokale belastinggebied niet meer dan een vestzak-broekzak-operatie.
Wie het gemeentelijk takenpakket overziet begrijpt dat Nederlandse gemeenten hun geld vooral van het Rijk krijgen. Nederlandse gemeenten voeren vooral Rijksbeleid uit. Niet de gemeenteraad bepaalt de hoogte van de bijstand, maar het Rijk. En wie bepaalt, die betaalt. Sommigen menen dat de decentralisatie van de jeugdzorg, de langdurige zorg en het participatiebeleid een argument is voor een vergroting van het lokale belastinggebied. Maar het oogmerk van deze decentralisaties is niet dat gemeenten voortaan bepalen welke zorg wordt geleverd, maar dat gemeenten het Rijksbeleid efficiënter gaan uitvoeren. Een wijs beleid, maar geen reden om de gemeenten financieel nog meer verantwoordelijk te maken voor het uitvoeren van beleid dat in Den Haag is bedacht.
Om die reden is die eeuwige vergelijking met het buitenland, waar gemeenten een veel groter deel van hun inkomsten onder de eigen bevolking ophalen, ook nauwelijks relevant. Frankrijk kent 36.000 gemeenten, die zich beperken tot het onderhoud van de visvijver in het midden van het dorp. Niet vreemd dat de financiering daarvan grotendeels uit lokale middelen geschiedt. In Frankrijk wordt veel rijksbeleid uitgevoerd door regionale departementen, die geheel door het Rijk worden gefinancierd. Ook Denemarken wordt vaak ten onrechte opgevoerd. Daar liggen de eigen inkomsten van de gemeenten ver boven de 50%. Maar daar verevenen de gemeenten hun lokale verschillen onderling.
Daarmee zijn we bij het belangrijkste argument voor een klein lokaal belastinggebied gekomen: gemeenten met rijke inwoners hebben veel meer mogelijkheden om geld op te halen en gemeenten met veel (sociale) problemen hebben veel hogere kosten. En het vervelende is dat de sociale problemen vooral voorkomen waar de mogelijkheid om belastingen op te halen het kleinst zijn! Een groot lokaal belastinggebied leidt dus tot grote onrechtvaardigheid. Als gemeenten geheel afhankelijk zouden zijn van hun eigen belastingen, zou de bijstand in Wassenaar vele malen hoger zijn dan in Den Haag.
Ten slotte: hoe groter het eigen belastinggebied, hoe groter de prikkels om het geld efficiënter te alloceren. Maar dat argument is beperkt geldig omdat, zoals gezegd, gemeenten maar beperkte mogelijkheden hebben om hun eigen beleid te ontwikkelen. Bovendien ben ik helemaal niet zo happig op gemeenten die nog meer gaan investeren. Nu al hebben we te maken met een overdaad aan bedrijventerreinen en leegstaande kantoorgebouwen. Volgens mij hebben we eerder behoefte aan een rem op lokale investeringen dan op het verder stimuleren van het wensdromen van gemeenten.
Overigens is voor somberheid geen reden. Als het lokale belastinggebied wordt vergroot met 4 miljard zal dat ongetwijfeld zodanig worden ingekaderd dat we er weinig van zullen merken. Vergeet niet dat we nog niet zo lang geleden de omgekeerde weg hebben gevolgd. Toen is het bewoners-deel van de OZB verdwenen dat nu weer zou moeten worden ingevoerd. Ik ken niet één gemeente die daardoor slechter is gaan functioneren. Waarom zou dan nu één gemeente beter gaan functioneren als niet alleen de huiseigenaren maar ook de bewoners voor OZB worden aangeslagen?