Kennis is onmisbaar voor ‘goed beleid’. Toch hebben ‘kennis’ en ‘beleid’ lang niet altijd een vruchtbare relatie. Soms is de onderlinge afstand te groot: denk aan al die rapporten van planbureaus die nauwelijks doorwerken in het beleid. Soms is de afstand te klein: denk aan het klimaatdebat, waarin politieke doelen en waarheidsvinding soms door elkaar heen lopen.Dit boek gaat over die praktijk van ‘kennis’ en ‘beleid’. Het is niet alleen een praktijkboek, maar ook een leerboek. Om beleidsmakers te leren hoe ze ‘kennis’ en ‘beleid’ beter met elkaar kunnen verbinden, hoe ze kennisvragen kunnen formuleren, hoe ze onderzoek moeten begeleiden en hoe ze kennis in nieuw beleid kunnen vertalen. Hoe ze letterlijk meer in contact kunnen treden met onderzoekers. De verbinding moet worden gezocht, op voorwaarde dat de verantwoordelijkheden van beleidsmakers én van onderzoekers helder worden onderscheiden.
Als je één marathon hebt gelopen, wil je een tweede. Als je een paar marathons hebt gelopen, wil je een bergmarathon proberen; en daarna wil je nog meer, verder dan die magische grens van 42.195 meter. En ergens in dit traject word je loopgek. Ik ben zo’n loopgek. Ik train vijfmaal per week en loopt duizenden kilometers per jaar. Ik moet wel, m’n lichaam kan niet meer zonder. Maar marathons moet je leren lopen. Je moet eenmaal met bebloede en schroeiende tepels over de finish zijn gekomen. Je moet een keer blaren hebben gekregen omdat je die mooie nieuwe sokken hebt aangetrokken. Alleen als je leert van je fouten kan je meer genieten, sneller worden en langere afstanden lopen. In Loopgek beschrijf ik aan de hand van kleurrijke verhalen hoe ik geleerd heb om marathons te lopen. Daarbij vertel ik over de techniek van het lopen, maar ben ik ook openhartig over hoe verslavend en allesoverheersend mijn loopgekte is, voor mezelf en mijn gezin.
Er wordt veel gereorganiseerd bij de overheid. De laatste jaren onder de vlag van ‘het nieuwe werken’. Maar eigenlijk weet niemand wat dat nieuwe werken inhoudt. Erger: het nieuwe werken geeft geen antwoord op de problemen van het oude werken. Waar hebben ze op een departement wel last van? Dat de politiek het uiteindelijk altijd wint van de inhoud? Dat de baas altijd het laatste woord wil hebben, ook als hij inhoudelijk niks heeft toe te voegen? Dat de planning van het beleidsproces altijd in de war loopt? Dat men te weinig kennis van zaken heeft? Dat de leefwereld van de burger zich zo slecht laat vangen in de systeemwereld van het departement? Dat het wiel altijd weer opnieuw wordt uitgevonden? In dit boek worden acht van dat soort vragen verkend. Anekdotes spelen daarbij een grote rol. Zoals dit hele boek een combinatie is van herinnering en analyse. Het blijde antwoord: de overheid laat zich goed vernieuwen, maar met simpele antwoorden wordt niemand geholpen.
Minister Wiebes sprak duidelijke taal: ‘Dit is Nederlands overheidsfalen van on-Nederlandse proporties.’ Waarom faalt de overheid zo in Groningen? Waarom heeft de overheid al jaren geen adequaat antwoord op de aardbevingen? En op de grote onrust onder de Groningse bevolking? Komt het omdat Groningen ‘te ver weg’ lig? Komt het omdat de overheid zelf zoveel heeft verdiend aan de gaswinning? Het is hoog tijd om het overheidsfalen in Groningen beter te analyseren. Hoe bruikbaar is bijvoorbeeld de kennis waarop de overheid haar beleid baseert? Vanaf 2017 organiseerden Wim Derksen en Mariëlle Gebben over de laatste vraag open dialogen tussen wetenschappers, beleidsmakers en burgers. Dit boek is daarvan het resultaat. Duidelijk wordt dat er veel kennis is over de aardbevingen en over hun maatschappelijke gevolgen. Het wordt ook duidelijk dat de overheid daar heel selectief gebruik van maakt. Helaas maakt de overheid vooral gebruik van kennis die heel stevig oogt, maar uiteindelijk heel zwak is. Het pijnlijke is dat de overheid dat zelf nauwelijks doorheeft.
Het lijkt zo vanzelfsprekend dat de overheid over veel kennis beschikt om haar werk goed te kunnen doen. Toch is de relatie tussen ‘kennis’ en ‘beleid’ in de praktijk vaak problematisch. Niet dat de kennis er niet is. De overheid wordt vaak overstelpt met kennis. Maar daarmee ben je er nog niet. Je hebt er pas iets aan als je helder kan aangeven wat je echt wilt weten, als je onderzoek goed kan doorgronden en als je de kennis zinvol kan gebruiken. Met alledrie heeft de overheid vaak moeite. Is dat erg? Ja. De overheid zou echt meer kunnen bereiken als de aanwezige kennis beter wordt benut. Dit boek analyseert en biedt handreikingen: hoe zou het beter kunnen? Duidelijk is dat politici zich niet achter adviezen van wetenschappers moeten verschuilen. Omdat kennis niet zegt wat je moet doen. Beleid vergt altijd een politieke afweging en die moet niet door wetenschappers maar door politici worden gemaakt. Als je die rolverdeling niet helder houdt, dreigt kennis te worden gepolitiseerd. En dan moet je niet raar opkijken als wordt gezegd dat wetenschap ‘maar een mening’ is.